Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7542

Datum uitspraak2007-11-01
Datum gepubliceerd2007-11-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200700867
Statusgepubliceerd


Indicatie

In hoger beroep alsnog geen verzet van de moeder tegen haar ontheffing van het gezag.


Uitspraak

BSU 1 november 2007 Sector civiel recht Rekestnummer R200700867 Zaaknummer eerste aanleg 172739 FA RK 07-1209 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Beschikking in de zaak in hoger beroep van: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden- en West-Brabant, locatie Breda, gevestigd te Breda, appellant, hierna : de raad, t e g e n [X.], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, hierna: de moeder. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 1 juni 2007, waarvan de inhoud bij partijen bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2007, heeft de raad verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, het oorspronkelijk verzoek van de raad tot ontheffing van de moeder van het gezag over de minderjarige [Y.] toe te wijzen. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2007. Bij die gelegenheid zijn gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. B.O. van der Staak, alsmede de moeder en de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (de stichting), vertegenwoordigd door mevrouw T. Willemse. De heer [Z.] (vader van [Y.]) en de heer en mevrouw [A.] (pleegouders van [Y.]) zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet verschenen. 2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 maart 2007; - de brief d.d. 13 juni 2007 met bijlagen van de Therapeutische Gezinsverpleging te ’s-Hertogenbosch, welke brief abusievelijk is verstuurd naar de rechtbank Breda en door die rechtbank aan het hof is doorgezonden; - de brief d.d. 22 augustus 2007 met bijlage van de raad; - de brief d.d. 24 september 2007 met bijlagen van de stichting; - de op 24 september 2007 ter griffie ingekomen brief van de pleegouders d.d. 23 september 2007. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. De raad heeft bij op 22 maart 2007 ter griffie van voormelde rechtbank ingekomen verzoekschrift verzocht de moeder te ontheffen van het gezag over [Y.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] (hierna: [Y.]). De heer [Z.] is de biologische vader van [Y.]. [Y.] verblijft sinds november 1998 in het pleeggezin en is bij beschikking van 30 maart 1999 onder toezicht gesteld. 4.2. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn laatstelijk bij beschikking van voormelde rechtbank van 19 maart 2007 met ingang van 30 maart 2007 verlengd tot 30 maart 2008. 4.3. Het verzoek van de raad is bij de bestreden beschikking afgewezen, waartoe de rechtbank heeft overwogen dat de verzochte ontheffing op dit moment moet worden afgewezen, nu in plaats van die ver strekkende maatregel vooralsnog volstaan kan worden met voortzetting van de hulpverlening in het kader van de minder ver gaande ondertoezichtstelling. 4.4. De raad kan zich met deze beschikking niet verenigen en heeft daartegen drie grieven aangevoerd. Hetgeen de raad ter toelichting op deze grieven heeft aangevoerd komt er op neer dat de raad van mening is dat, nu de uithuisplaatsing al sedert november 1998 voortduurt en de doelstelling van de ondertoezicht¬stelling, te weten herstel van de gezagsrelatie en herstel c.q. aanvaardbaar worden van de opvoedsituatie, niet bij de moeder kan worden gerealiseerd, ontheffing van de moeder van het ouderlijk gezag de passende maatregel is. De raad is verder van mening dat het in het belang van [Y.] is dat hij zich in het pleeggezin volledig en harmonieus kan ontwikkelen, dat er om die reden duidelijkheid dient te bestaan omtrent zijn ontwikkelings- en opvoedingsperspectief en dat dit belang zwaarder dient te wegen dan het belang van moeder om betrokken te blijven bij de te nemen beslissingen aangaande [Y.] en om mede verantwoordelijkheid over [Y.] te dragen. Daarnaast acht de raad het ongewenst dat [Y.] vanaf jonge leeftijd tot het bereiken van de meerderjarigheid onder toezicht staat met een steeds weer verlengde machtiging tot uithuisplaatsing. Volgens de raad heeft [Y.] een veilige plek in het pleeggezin en ervaart hij daar duidelijkheid, structuur en stabiliteit en dient de continuïteit van de huidige opvoedingssituatie in het pleeggezin en van de noodzakelijke hulpverlening in het belang van [Y.] door middel van de maatregel van ontheffing te worden bestendigd. 4.5. In haar voormelde brief van 21 september 2007 aan het hof onderschrijft de stichting de in het beroepschrift door de raad vermelde gronden en ondersteunt zij het verzoek van de raad tot ontheffing van de moeder van het gezag over [Y.]. 4.6. De pleegouders hebben in hun brief d.d. 23 september 2007 aan het hof aangegeven de mening en de motivatie van de stichting te steunen. 4.7. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting van het hof heeft de moeder -anders dan in de beschikking waarvan beroep is overwogen, maar wel in lijn met haar verklaring zoals die blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg- uitdrukkelijk verklaard dat zij zich er niet tegen verzet dat zij wordt ontheven van het gezag over [Y.]. Hoewel het hof de moeder vervolgens bij herhaling en nadrukkelijk heeft gewezen op de juridische gevolgen die zijn verbonden aan ontheffing en het hof de moeder er in dat kader met name op heeft gewezen dat belangrijke beslissingen aangaande de verzorging en opvoeding van [Y.] genomen kunnen worden zonder dat daarvoor haar toestemming nodig is of gevraagd behoeft te worden, heeft de moeder daarin geen aanleiding gevonden op haar voormelde verklaring terug te komen en heeft zij er blijk van gegeven zich bewust te zijn van de juridische gevolgen van de ontheffing. In dat verband heeft de moeder verklaard in te zien dat het ook op langere termijn praktisch is dat zij in juridische zin geen zeggenschap over [Y.] meer heeft. De raad heeft naar aanleiding hiervan zijn beroep uitgebreid met de grief dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat er geen sprake is van een vrijwillige ontheffing, waartegen de moeder zich niet heeft verzet. 4.8. Op grond van het vorenstaande is het hof -anders dan de rechtbank- van oordeel dat er sprake is van vrijwillige ontheffing, zodat het verzoek van de raad kan worden toegewezen. Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, afdeling Jeugdbescherming is, naar blijkt uit de zich bij de stukken bevindende verklaring d.d. 23 maart 2007, bereid de voogdij op zich te nemen. 4.9. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd. 5. De beslissing Het hof: vernietigt de beschikking van de rechtbank Breda van 1 juni 2007, en opnieuw rechtdoende: ontheft [X.] van het gezag over de minderjarige [Y.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar]; benoemt de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, gevestigd te Eindhoven en tevens kantoorhoudende te Breda tot voogdes; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Breda zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Deze beschikking is gegeven door mrs.Smeenk-van der Weijden, Pellis en Everaars-Katerberg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.